Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Beweging in balans

redactie

Als wij dicht bij onze oorsprong blijven en dus veel bewegen, verlaagt dat het risico op het ontstaan van verschillende chronische aandoeningen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten en waarschijnlijk sommige vormen van kanker, is uit onderzoek bekend. En als je al een aandoening hebt, kan een actieve levensstijl zorgen voor een gunstiger beloop.
Als je niet in Kenia woont, hoef je in onze maatschappij geen twintig kilometer te rennen om op tijd op school of op je werk te kunnen zijn. Wij nemen vaak de auto of de trein, en moeten tijd voor beweging vervolgens in een overvolle agenda vrijplannen. Het schiet er wel eens bij in. Het gaat trouwens al vroeg mis, want onze kinderen spelen minder buiten dan vroeger en bewegen voornamelijk hun vingers op spelcomputers en afstandsbedieningen. Met als mogelijk gevolg dat het lichaam de scheve balans tussen te veel eten en te weinig bewegen niet meer aankan, te dik en ziek wordt.

Normen

Wat ons weerbaar maakt tegen chronische aandoeningen is: voldoende bewegen. Aangezien wij constant op zoek zijn naar zekerheden en ijkpunten, is de vraag: hoeveel is voldoende lichaamsbeweging eigenlijk? Gelukkig zijn er vanuit de bewegingswetenschappen (meerdere) normen ontwikkeld. In onze westerse wereld zijn we immers heel goed in het ontwikkelen van zekerheden. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) raadt ons aan om minstens 5 dagen in de week een half uur per dag te bewegen. Nou, zou je zeggen, dat moeten de meeste mensen kunnen halen. Maar naast de NNGB is er ook sprake van een ‘fitnorm’ en die vermeldt dat we ons 3 keer per week 20 minuten lang echt in het zweet moeten werken, zodat we buiten adem zijn. Al een stuk moeilijker dan die NNGB. Dat schijnt dan ook maar 20% van de volwassenen te halen, las ik in de Volkskrant. En dan is er ook nog een (spier)krachtnorm voor mensen die ouder zijn dan 55 jaar. In het artikel Kom in beweging met beweegadviezen op maat gaat lector Innovatieve Beweegstimulering en directeur van het Nederlands Paramedisch Instituut Tinus Jongert daar uitgebreid op in.
Normen genoeg dus, daar zal het niet aan liggen.

Uitdagingen

Praktijkondersteuners hebben de schone, doch moeilijke taak om ook mensen te motiveren tot beweging en de normen te halen voor wie het niet vanzelfsprekend is. Op zijn minst kunnen we dat ‘een hele uitdaging’ noemen. Zoals er nog meer uitdagingen zijn voor praktijkondersteuners, bijvoorbeeld om patiënten te motiveren tot stoppen met roken, en om patiënten te selecteren die in aanmerking komen voor medicatiebeoordeling (zie het artikel Nieuwe multidisciplinaire richtlijn polyfarmacie ouderen). Nu enkel nog financiering regelen voor de praktijkondersteuner die polyfarmacie in kaart brengt, beoordeelt en regelt. Dat is misschien wel de grootste uitdaging. Op plaatselijk niveau zijn hier en daar financiële regelingen getroffen, maar structurele financiering ontbreekt. Het organiseren daarvan gaat bijna altijd buiten de praktijkondersteuners om. Dat is jammer, want anders was het al lang gefikst.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2012, nummer 5

Literatuurverwijzingen: