Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Als je mensen goed in beeld hebt, kun je sneller inspelen op problemen’

redactie

Naam: Arjanne van de Veen Leeftijd: 38 jaar Opleiding: verpleegkunde A, high/intensive care, praktijkdocent, spirometrie, module astma/COPD Werkzaam als: praktijkverpleegkundige Werkzaam bij: Gezondheidscentrum Hoograven te Utrecht Sinds: eind 2009 Aantal uren per week: 21 Andere werkzaamheden: Stichting Zorg Binnen Bereik De kleur van mijn vak: helderrood

[[img:331]]

Hoe ziet het cardiovasculaire spreekuur eruit?

‘We nodigen patiënten uit met een hoge bloeddruk, een hoog cholesterol of die in het verleden een hartinfarct of CVA hebben doorgemaakt. Tijdens het kennismakingsgesprek leg ik uit wat de bedoeling van het spreekuur is. Aan de hand van het dossier kijk ik wat er bepaald moet worden aan labwaardes. Ik maak een risicoprofiel en dat vormt de leidraad voor een eventueel behandelplan. Dat bespreek ik tijdens een vervolgconsult. Daarna komen ze minimaal tweemaal per jaar op controle. Als mensen zelf thuis hun bloeddruk meten, verloopt het meeste contact telefonisch indien mogelijk. Het bepalen van het medicamenteuze beleid gaat altijd in overleg met de huisarts. Soms doe ik een voorstel om met een bepaald medicijn te starten of om bij een patiënt met een uitgebreid medicijnenpakket bepaalde doseringen te verhogen.’

Wat vind je van het zelf thuis meten van bloeddruk?

‘Thuis meten geeft veel meer informatie dan meten in de praktijk, waar sommige patiënten last hebben van een wittejassenhypertensie. Bij deze groep bestaat het gevaar van overbehandeling en hou ik liever de thuismeting of ambulante meting aan. Een aantal patiënten schaft zelf een bloeddrukmeter aan en een aantal doet dat bewust niet. Binnenkort kunnen ze een meter via de praktijk lenen.’

Hoe lang duurt een spreekuur gemiddeld?

‘Ik trek gemiddeld twintig tot dertig minuten uit per patiënt. Soms duurt het wat langer, zoals bij patiënten die de Nederlandse taal niet beheersen. Als praktijkondersteuner heb je de tijd om mensen goed te volgen. Daardoor kun je sneller problemen ondervangen. Dat geldt niet alleen voor hoge bloeddruk, maar ook voor ouderenzorg, diabetes, en longproblemen. Ik doe nu een CVRM- en longspreekuur en straks ook ouderenzorg. Zo krijg ik heel veel mensen in beeld. Wanneer er behoefte is aan zorg, speel je daar gemakkelijk op in. Dat is ook de meerwaarde van de praktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige als je kijkt naar de vergrijzende samenleving en het stijgende aantal chronisch zieken.’

Wat is het verschil tussen een hypertensiespreekuur en een CVRM-spreekuur?

‘Onze praktijkassistente doet een hypertensiespreekuur waarin zij de ongecompliceerde mensen ziet die nog geen orgaanschade hebben. Zij verzorgt de driemaandelijkse controles. Ik verzorg de jaarcontrole. Bij afwijkingen overlegt zij met mij of met de huisarts.’

Hoe ervaar je de communicatie met je patiënten?

‘Bij sommigen duurt het heel lang voordat je boodschap aankomt en moet je heel rustig te werk gaan. Het komt ook voor dat patiënten de boodschap helemaal niet begrijpen. Of je krijgt een patiënt op het spreekuur die diabetes heeft, COPD en hoge bloeddruk en die van niets weet. Dat is heel lastig. Laatst had ik een patiënt die naast een hoge bloeddruk ook een slechte longfunctie had. Ik heb toen de jaarcontrole hypertensie uitgesteld, zodat ik hem alvast kon voorbereiden op de boodschap dat hij COPD heeft. Ik probeer de eigen verantwoordelijkheid zoveel mogelijk bij mensen zelf te laten. Als iemand terug blijft komen, vind ik dat al een hele winst. Meestal krijg je heel langzaam iemand de goede kant wel op. Als je goed uitleg geeft over waarom mensen medicatie moeten gebruiken en hoe bepaalde processen in het lichaam werken, zijn mensen vaak meer gemotiveerd om medicijnen te gebruiken of om hun leefstijl aan te passen.’

Voorheen was je hartfalenverpleegkundige. Wat zijn de verschillen met je huidige werk?

‘De patiënten die ik op mijn spreekuur zie, zijn in feite de voorlopers van wat op de afdeling hartfalen binnenkomt. Het belangrijkste verschil is dat mijn huidige patiëntengroep groter en diverser is. Ik kom nu ook mensen op jonge leeftijd tegen met een hoog cholesterol, familiaire belasting, of een ongezonde leefstijl. De patiënten met hartfalen zijn veelal 75-plussers, die voor informatie erg op mij als verpleegkundige leunen, omdat ze nog geen internetgebruikers zijn.’

Vind je dat alle praktijkondersteuners een verpleegkundige achtergrond moeten hebben?

‘Er is een enorm verschil in kwaliteit tussen praktijkondersteuners. Dat merkte ik toen ik een workshop hartfalen gaf tijdens de duodagen. Dat is eigenlijk niet goed. Of het een oplossing zou zijn als alle praktijkondersteuners verpleegkundige zouden zijn, weet ik niet. Er zijn heel wat praktijkondersteuners die goed opgeleid zijn en hun werk prima doen. Ik vind het wel een voordeel als je een verpleegkundige achtergrond hebt, omdat je best een groot pakket op je bord hebt en je ook nog goed op de hoogte moet blijven. Dat gaat verder dan alleen jouw aandachtsgebied. Verpleegkundigen leren dat tijdens hun opleiding, maar ook in de praktijk.’

De laatste jaren is preventie erg in opkomst, vind je dat een vooruitgang?

‘Aan de ene kant vind ik dat je mensen niet moet gaan betuttelen met dit soort spreekuren. Aan de andere kant kun je mensen inzicht geven in de risicofactoren. Als je mensen daar bewust van maakt, zodat ze goed naar hun lijf gaan luisteren, is dat al winst. Maar of dat op de lange termijn echt zijn vruchten afwerpt, moet nog maar blijken. Dat is ook zo met bloeddruk. Als je bloeddruk meet, wat meet je dan eigenlijk? Daar is men nog steeds niet helemaal achter. Ik denk wel eens: straks worden we allemaal 100, is dat de bedoeling? Dat is een enorme kostenpost.’

Tegen welke problemen loop je aan?

‘Ongemotiveerde mensen op je spreekuur, die niet willen meewerken. Dan denk ik wel eens waar doe ik het voor. En dat zeg ik dan ook. Van de andere kant kun je van een patiënt die de hele dag op de bank zit niet verlangen dat hij in één keer zijn leven omgooit door af te vallen, meer te bewegen en te stoppen met roken. De lat moet niet te hoog liggen. Dus vraag ik aan patiënten wat ze zelf willen en wat niet. Dat is mijn uitgangspunt. Daarnaast heb ik wel eens te maken met mensen die verbaal agressief worden als je niet meteen op hun eisen ingaat. Het is prima dat mensen mondiger worden, maar ze vergeten soms de normale fatsoensnormen.’

Wat vind je leuk aan jouw functie?

‘Dat je een band krijgt met mensen. En dat ik mijn kennis en ervaring kan toepassen. Je moet mensen kunnen overtuigen en als dat niet lukt daar niet zenuwachtig van worden. Als iemand niet wil, moet je kunnen zeggen: dan niet. Je hoeft hier niet te komen, je mag hier komen. Het zijn jouw bloedvaten. Laatst kregen we van een patiënt op onze kop omdat we niets van ons hadden laten horen. Dan zeg ik rustig tegen zo’n man dat het hier geen kinderopvang is. Dat hij een volwassen man is die we een paar keer hebben opgeroepen en dat als hij daar niet op reageert het zijn eigen verantwoordelijkheid is.’

Hoe zie jij je beroep over vijf jaar?

‘Dat hangt natuurlijk samen met de financiering van praktijkverpleegkundigen, maar de stap die een aantal jaar geleden is genomen, valt niet meer terug te draaien. Als de praktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige uit de praktijk verdwijnt, kom je met een enorm probleem te zitten. Mensen zijn het inmiddels gewend om bepaalde zorg te krijgen, en mensen worden ouder. Er wordt steeds meer voorgeschreven, er komt steeds meer aan het licht.’

Waarom is de kleur van je vak helderrood?

‘Bloed staat centraal in mijn werk. Het doel van mijn inspanningen is dat bloed en weefsels van de patiënt goed voorzien worden van zuurstof en mooi helderrood kleuren.’

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2011, nummer 2

Literatuurverwijzingen: