Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Antwoorden

redactie

1. Onjuist.

Bij een acute afsluiting is er niet alleen sprake van pijn tijdens het lopen, maar juist ook in rust.

2. Juist.

3. Onjuist.

4. Onjuist.

Protocol voor de praktische uitvoering van de enkel-armindex:

  • De patiënt ligt ontspannen in rugligging (5 tot 10 minuten) met hoofd en enkels ondersteund in een comfortabele ruimte (19 tot 22C).
  • De patiënt mag gedurende 2 uur voorafgaand aan het onderzoek niet roken.

De patiënt moet stil liggen tijdens de meting; overweeg andere methoden indien de patiënt niet in staat is zijn ledematen niet te bewegen (bijvoorbeeld bij een tremor)

5. Onjuist.

Methode:

  • Bepaal de enkel-armindex aan de hand van de dopplermethode met een 8 tot 10 MHz dopplerprobe.
  • Gebruik dopplergel over de sensor.
  • Plaats de probe in een hoek van 45 tot 60 graden ten opzichte van het huidoppervlak en beweeg de probe totdat een goed signaal hoorbaar is.
  • Gebruik de dopplermethode voor het bepalen van de armdruk (a. brachialis) én van de enkeldruk.

6. Juist.

Looptraining: in overleg met de patiënt verwijst de huisarts voor looptraining onder supervisie naar een gespecialiseerde fysiotherapeut. Gesuperviseerde looptraining heeft een gunstig effect op de pijnvrije en maximale loopafstand bij patiënten met claudicatio intermittens. Een verbetering van de loopafstand tot 154% bij loopadvies en tot 231% bij gesuperviseerde looptraining is mogelijk. Begeleiding van een fysiotherapeut maakt looptraining dus effectiever.

7. Juist.

Na het stellen van de diagnose claudicatio intermittens is het aanbevolen de progressie het eerste kwartaal maandelijks te controleren (ook in het niet-aangedane been), daarna driemaandelijks in het eerste jaar. Bij evaluatie van functionele achteruitgang of verbetering na behandeling is het klinisch beeld (en niet de enkel-armindex) leidend. Afhankelijk van de bevindingen volgt voortzetting of bijstelling van de behandeling. Als de klachten stabiel blijven en de risicofactoren voor hart- en vaatziekten adequaat zijn behandeld, vindt jaarlijkse controle plaats in het kader van cardiovasculair risicomanagement (zie de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement).

8. Juist.

9. Onjuist.

10. Onjuist.

Een extra risicofactor voor perifeer arterieel vaatlijden is een donkere huidskleur. Bij patiënten met diabetes mellitus is het van belang alert te blijven op uitingen van chronisch obstructief arterieel vaatlijden. Verwijs hen bij een hoge enkel-armindex eventueel ook voor aanvullende diagnostiek. Bij 3 tot 5% van de patiënten met diabetes mellitus kan de enkel-armindex door stuggere vaatwanden hoge waarden (> 1,1 (1x) of > 1,0 (3x)) opleveren, die dan onvoldoende inzicht geven in mogelijke pathologie.
Bij bepaling van de enkel-armindex voor het stellen van de diagnose chronisch obstructief arterieel vaatlijden, dien je de uitslag van beide enkels te rapporteren.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2014, nummer 2

Literatuurverwijzingen:

1Bartelink MEL, Elsman BHP, Oostindjer A, Stoffers HEJH, Wiersma Tj, Geraets JJXR. NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden (tweede herziening). Huisarts Wet 2014;57(2):81.