Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Vragen

redactie

In het Tijdschrift voor praktijkondersteuning bieden we je de mogelijkheid om je kennis up to date te houden, onder meer door te testen hoe het is gesteld met je kennis. De toetsvragen en -antwoorden zijn bedacht door huisarts Janine Freeke en zijn als juist/onjuist geformuleerd. Heb je zelf een vraag? Mail deze naar tpo@nhg.org. Wij sturen je vraag door naar Janine.

De heer Van Noord is 68 jaar en komt in het kader van een CVA-project op het spreekuur bij de praktijkondersteuner. Hij heeft een jaar geleden een CVA doorgemaakt, waaraan hij gelukkig vrijwel niets heeft overgehouden. Wel slikt hij sindsdien bloeddrukverlagende middelen omdat zijn bloeddruk te hoog bleek te zijn. Hij vraagt zich af wat het nut hiervan is. De praktijkondersteuner legt uit dat het slikken van deze middelen na een TIA of CVA de kans op een nieuw CVA of TIA binnen vier jaar met ongeveer een kwart vermindert.

1

Deze uitleg van de praktijkondersteuner is juist.

De broer van de heer Van Noord kreeg het afgelopen jaar een TIA en slikte ook bloeddrukverlagende medicijnen, hoewel zijn bloeddruk nooit verhoogd is geweest. De praktijkondersteuner vertelt dat bloeddrukverlaging ook in het geval van een niet-verhoogde bloeddruk het risico op een recidief verlaagt.

2

Deze uitleg van de praktijkondersteuner is juist.

Zij vertelt daarbij dat het risicoverlagende effect van bloeddrukverlaging onafhankelijk is van de overige cardiovasculaire risicofactoren van een patiënt.

3

Deze uitleg van de praktijkondersteuner is juist.

De heer Vos, 23 jaar, komt bij de praktijkondersteuner op het spreekuur. Hij heeft sinds een jaar een kat en sindsdien in toenemende mate last van een jeukende neus en niezen. Hij heeft geen klachten van zijn ogen. Op grond van de anamnese denkt de praktijkondersteuner aan een rhinitis ten gevolge van een allergie voor katten. Zij legt uit dat de meeste mensen met een allergische rhinitis hier 10 tot 30 jaar last van houden.

4

De uitleg over de duur van de klachten is correct.

De praktijkondersteuner legt de heer Vos uit dat de meest effectieve stap in de behandeling van deze allergie het vermijden van allergenen is. Zij adviseert om de kat een maand op proef uit huis te doen en te kijken of de klachten verdwijnen.

5

De termijn van een maand is correct.

De heer Vos wil onder geen voorwaarde afstand doen van zijn kat. De praktijkondersteuner overlegt met de huisarts over deze patiënt. De huisarts beweert dat de eerste keus van medicamenteuze therapie bij deze vorm van rhinitis een oraal antihistaminicum is.

6

Deze bewering is correct.

De heer Vos heeft een kennis die voor een bijenallergie is behandeld met immunotherapie. Hij vraagt zich af of dit een oplossing kan zijn voor zijn kattenallergie. De praktijkondersteuner stelt het volgende over de behandelmogelijkheden van immunotherapie:

7

Sublinguale immunotherapie is voor een allergische rhinitis een bewezen effectieve therapie.

8

Subcutane immunotherapie is voor een allergische rhinitis een aan te bevelen therapie.

Zie het artikel hierna voor de antwoorden.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 3

Literatuurverwijzingen: