Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Antwoorden

redactie



De diagnostische gedragskenmerken moeten minimaal zes maanden aanwezig zijn. Het gaat hierbij om zes of meer van de negen symptomen die passen bij aandachtstekort of hyperactiviteit-impulsiviteit. Deze symptomen moeten in onaangepaste mate aanwezig zijn en niet passen bij het ontwikkelingsniveau van het kind. De volledige diagnostische criteria voor ADHD kun je nalezen in de NHG-Standaard ADHD bij kinderen (de tabel is te lang om hier af te drukken). Zie: www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-adhd-bij-kinderen#Inleiding.



Een positieve reactie op methylfenidaat is geen bewijs voor de diagnose ADHD. Methylfenidaat kan ook bij mensen zonder ADHD de aandacht en focus verbeteren.



Bij ADHD leiden de gedragskenmerken tot beperkingen in minimaal twee van de volgende omgevingen: thuissituatie, school, werk, sociale omgeving zoals een vereniging en de omgang met leeftijdsgenoten.



Kinderen met ADHD hebben vaker slaapproblemen, ook als ze geen medicatie gebruiken. Dit kan zich uiten in weerstand om naar bed te gaan, inslaapmoeilijkheden en moeite hebben om ’s morgens wakker te worden.



De NHG-Standaard adviseert inderdaad om te beginnen met voorlichting en opvoedingsadviezen.



Bij kinderen met ADHD nemen de concentratieproblemen en hyperactiviteit toe als opdrachten onder hun niveau liggen, maar ook als er te hoge eisen worden gesteld. In dergelijke situaties is het belangrijk om deze kinderen extra te blijven motiveren.



ADHD bij kinderen jonger dan zes jaar moet door de gespecialiseerde ggz worden behandeld.



Methylfenidaat heeft diverse bijwerken. Voorbeelden zijn:

  • verminderd reactievermogen;
  • verminderde eetlust;
  • (in)slaapproblemen (vooral na inname later op de middag of aan het begin van de avond);
  • invloed op de stemming (minder levenslustig);
  • hoofdpijn;
  • toegenomen prikkelbaarheid;
  • buikpijn;
  • veranderingen in bloeddruk en hartfrequentie;
  • groeivertraging.
  • De meeste bijwerkingen verminderen een tot twee weken na de start en verdwijnen als de behandeling wordt gestopt of als de dosering wordt verlaagd.



De NHG-Standaard adviseert bij een stabiele instelling een halfjaarlijkse controle. De huisarts vraagt dan hoe het met de klachten thuis en op school gaat, bespreekt het medicatiegebruik en bespreekt eventuele bijwerkingen. Hij bepaalt lengte en gewicht en noteert deze in een groeicurve. Verder meet hij de bloeddruk, bepaalt de hartfrequentie en vergelijkt de uitkomsten met de vorige metingen.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2016, nummer 3

Literatuurverwijzingen: