Het antwoord van de gemeenten op deze decentralisatie was het instellen van wijkteams. Wijkteams zijn multidisciplinaire teams, samengesteld uit professionals afkomstig uit verschillende organisaties en disciplines. Individuele burgers, maar ook bijvoorbeeld scholen en huisartsenpraktijken, kunnen met allerlei vragen bij wijkteams terecht. In bijna alle gemeenten zijn nu wijkteams actief. Zo ook in Amersfoort.
Laagdrempelig
Ik heb een gesprek met Jikke Hammenga en Lineke Bosscher van het wijkteam Schothorst Zielhorst. Lineke is teamleider, Jikke is wijkverpleegkundige. Ik ben wat vroeg voor de afspraak die plaatsvindt in het buurthuis aan het Spinetpad in Amersfoort Schothorst. Terwijl ik zit te wachten totdat Lineke en Jikke klaar zijn voor ons gesprek, gebeurt er van alles om me heen: er komen diverse mensen binnenlopen. De een stelt een vraag, anderen overleggen met elkaar. De laagdrempeligheid valt me op, en dat is nu precies een van de kenmerken van een wijkteam, zo blijkt later in het interview.
Hoe is de samenstelling van het team?
‘Verschillende expertises zijn in ons team vertegenwoordigd: jeugd- en ouderenzorg, psychiatrie, Licht Verstandelijke Beperking en Wet Maatschappelijke Ondersteuning,’ steekt Lineke van wal. ‘Het wijkteam Schothorst Zielhorst is al begonnen in oktober 2013, maar toen was er nog sprake van een pilot. Het team bestond toen uit 8 mensen, en inmiddels bestaat het uit 24. Het hele wijkteam is nu georganiseerd in 2 kleinere groepen; vergaderen is nu overzichtelijker en beter aan te sturen.’
Wijkteams zijn er dus in principe voor iedere burger. Welke vragen komen er zoal bij jullie binnen?
‘Echt van alles,’ zegt Jikke. ‘Dat kan variëren van ‘behoud ik mijn indicatie’ tot meer complexe problemen als ‘mijn man en ik liggen in scheiding en de kinderen hebben er last van. Hoe pak ik dat aan?’ Iedere burger kan bij ons terecht met een heleboel vragen, of het nu gaat over de opvoeding van de kinderen, echtscheiding, huiselijk geweld, psychische problemen, werkloosheid, financiën, eenzaamheid, overlast, het maakt niet uit: wij werken samen met de burger aan een oplossing.’ Lineke vult aan: ‘De wijkteams in Amersfoort zijn zogenoemde 0-100-teams. We richten ons op alle leeftijden. Er zijn ook gemeenten die de wijkteams hebben opgesplitst in jeugd- en gezinsteams, en sociale teams. Iedere gemeente heeft de vrijheid gekregen om het in te delen zoals zij dat willen.’
Hoe komen hulpvragen bij jullie binnen?
Lineke: ‘Via verschillende kanalen: het liefst willen we ze binnen krijgen via de wijkmail of wijktelefoon die van 9.00-17.00 uur bereikbaar is. Huisartsen en hun medewerkers, of contactpersonen van scholen bellen soms zelf naar ons, als ze iets signaleren waarvan ze denken dat wij er iets mee moeten. In deze wijk zijn tien basisscholen en vier scholen voor voortgezet onderwijs; iedere school heeft zijn vaste contactpersoon. Ook de wijkverpleging verwijst soms naar ons door.
Maar ook komen mensen met vragen naar het buurtcentrum. Er is altijd wel iemand van ons aanwezig. Soms kunnen we de vragen direct beantwoorden en soms maken we een afspraak. Eventueel verwijzen we ze na een intakegesprek door.’
Wat vinden jullie zelf de kracht van wijkteams?
‘Laagdrempelig contact: dat is de kracht van wijkteams,’ antwoordt Jikke. ‘Onze andere kracht is dat we mét de inwoner spreken en niet óver hem of haar. En inwoners vinden het ook prettig dat zij één contactpersoon voor het gehele gezin hebben; de zogenoemde ‘één gezin, één plan, één regisseur-aanpak’.’
Lineke valt enthousiast in: ‘Onze kracht is ook dat wij de zelfredzaamheid bevorderen, of liever gezegd: de samen-redzaamheid. Wijkteams bekijken eerst samen met de mensen die hulp inroepen of zij in hun directe omgeving ondersteuning kunnen vinden. Gebruikmaken van de sociale basisinfrastructuur dus. De sociale basisinfrastructuur kan bestaan uit vrijwilligersorganisaties, maar ook bijvoorbeeld uit kerken, instellingen of scholen. De sociale basisinfrastructuur is van groot belang uit het oogpunt van preventie en vroegsignalering. Als het op deze manier niet lukt, kan het wijkteam ondersteuning verlenen en, bij complexe situaties, zo nodig verwijzen naar meer specialistische hulp.’
Zijn alle medewerkers in dienst van de gemeente?
We zijn niet in dienst van de gemeente maar van de moederorganisatie,’ zegt Lineke, ‘zo noemen we de organisaties waar we oorspronkelijk vandaan komen. We zijn ‘uitgeleend aan de gemeente.’
Jullie komen dus allemaal uit verschillende organisaties, met verschillende werkculturen. Kun je dat merken in de samenwerking?
Jikke lacht en zegt: ‘In het begin was het zoeken naar een goede manier van samenwerken. Inderdaad hebben we allemaal onze eigen gewoonten meegenomen uit onze moederorganisaties. Naarmate we langer in het wijkteam zitten, wordt de afstand met de moederorganisatie groter. Soms hebben we die moederorganisatie nog nodig, bijvoorbeeld voor scholing, omdat je nu eenmaal de noodzakelijke kennis wilt opdoen en je accreditatiepunten moet halen. Wij beschouwen 2015 als een ontwikkelingsjaar en daarin hebben we elkaar nodig.’
Als je een cliënt wilt ondersteunen, moet je dan wel eens bij de moederorganisatie aankloppen?
Lineke: ‘Dat kan inderdaad: we noemen dat ‘opschalen. Dan wordt specialistische hulp ingeschakeld. Daar hebben we wel toestemming voor nodig van de cliënt. Als we naar een cliënt toegaan, nemen we altijd toestemmingsformulieren mee. Stel dat wij het niet kunnen behappen, bijvoorbeeld bij jeugdproblematiek of bij vechtscheidingen, dan verwijzen wij door naar andere instanties die het product leveren. Daarover ga je in gesprek met de cliënt. Wat is de best passende hulp voor dit gezin? Vaak is dit maatwerk.’
Kun je me een voorbeeld geven van een casus die naar tevredenheid is verlopen?
Na enig nadenken, zegt Lineke: ‘Dit is een mooi voorbeeld van korte lijnen. Een uitkerende instantie benaderde me over een jonge vrouw met een Wajong-uitkering. Het probleem was dat ze weer aan het werk moest. Ze had daar veel weerstand tegen: ze kon niet werken, zei ze zelf, neem me mijn uitkering maar af, maar ik ga niet aan het werk. Na drie gesprekken bleek dat ze wel wilde werken, maar dat ze haar vader met beginnende Alzheimer niet alleen wilde laten. Omgaan met oudere mensen vond ze leuk. Ik heb toen het bejaardentehuis in de wijk gebeld. Daar is een maatwerktrajectregeling uit voortgekomen waarin zij in het bejaardentehuis kon werken en haar vader in de dagopvang kon. Vader vindt dat leuk en zij kan werken. Dat is echt een voorbeeld van het nut van korte lijnen met allerlei instanties. Op die manier kunnen we echt iets betekenen.’
Wie gaat er naar cliënten toe, is het maar net bij wie een vraag binnenkomt?
‘We gaan altijd met zijn tweeën naar een mogelijke cliënt toe,’ antwoordt Jikke. ‘Toen we in 2013 begonnen, ging degene met de meeste expertise mee en iemand met wat minder expertise. Zo konden we leren van elkaar. Inmiddels heeft de oudere garde een brede expertise, en maakt het niet meer uit wie er naar een cliënt toe gaat.’
Hoe communiceren jullie onderling?
Lineke: ‘Tweemaal per week is er een overleg: teamoverleg en casuïstiekbespreking. Dan heb ik nog een teamleidersoverleg, eens per twee weken. Het verslag daarvan stuur ik per mail naar iedereen. Onderling vinden er natuurlijk ook overleggen plaats. Zoals je hebt gemerkt vanochtend, is er in het wijkteam sprake van korte lijnen.’
Moet je veel registreren?
‘Er moet wel verslaglegging zijn,’ zegt Jikke, ‘maar gelukkig hoeven we niet alles wat we doen, te registreren. Wel maken we van elke casus een plan van aanpak waarbij we naar een aantal leefgebieden kijken: sociaal netwerk, eigen kracht, geo- en sociogram, werk, zelfredzaamheidsscore. We maken een verslag van het verloop en of het naar tevredenheid is afgesloten.’
Hoe zijn de contacten met huisartsenpraktijken?
Lineke: ‘In deze wijken zijn drie gezondheidscentra. Sommige huisartsen waren in het begin nogal sceptisch, waarschijnlijk vanwege het feit dat ze al veel wijkprojecten hadden meegemaakt. Ze hadden een afwachtende houding, zo van: eerst maar eens zien wat er gebeurt. Nu weten we elkaar wel te vinden op het gebied van ouderenzorg. In Schothorst wonen veel kwetsbare ouderen, wat vraagt om een nauwe samenwerking met de huisartsen en het bejaardenhuis in de wijk. In het begin was het delen van privacy-gevoelige gegevens een probleem, maar daar is nu een oplossing voor. Zo werken we nu bijvoorbeeld via Zorgmail. De contacten met de praktijkondersteuners verschillen per praktijk. We weten hoe we elkaar kunnen bereiken. We kunnen wel merken dat ook in huisartsenpraktijken op de financiën wordt gelet: contacten moeten ook iets opbrengen. Een van de huisartsen weet mij altijd wel te vinden als er weer eens een project opgezet moet worden, zo van: wij willen dat en dat. Het geld is er, kun jij ons helpen dat voor ons te organiseren?’
Jikke vult aan: ‘Een tijd geleden hebben we ook geëxperimenteerd met een inloopspreekuur van de wijkverpleging in een van de gezondheidscentra, maar helaas werd hier onvoldoende gebruik van gemaakt. We hadden te weinig inloop. Nu kunnen mensen voor aanvraag van of vragen over de wijkverpleging gewoon naar het wijkteam.’
Omslag
Tot slot ontspint zich nog een discussie. We komen tot de conclusie dat de maatschappij een grote omslag aan het maken is, en dat je dat ook in de zorg terugziet. Er is sprake van een nieuwe benadering: wat de individuele burger zelf wil is belangrijk en daarbij horen kortere lijnen, en, volgens een uitspraak in dit interview: één gezin, één plan, één regisseur. Hoewel ook opgericht vanuit de wil tot bezuiniging, is het instellen van wijkteams een uiting van een groeiende ‘emancipatie’ van de burger. Wat de oorsprong van wijkteams ook mag zijn, het wijkteam Schothorst Zielhorst is enthousiast en werkt naar tevredenheid van alle betrokkenen.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2015, nummer 3
Literatuurverwijzingen: