Maandagochtend. In mijn agenda staat bij 09.31 uur een patiënt. Ertussen gevoegd en vetgedrukt. Dat betekent dat er ad hoc iets moet gebeuren. Flexibiliteit en de maandagochtend, dat zijn twee dingen die bij mij moeilijk verenigbaar zijn. Ik kijk naar het dossier: mevrouw Rouge. Bij het zien van haar naam word ik al wat vrolijker.
‘Jaaha?’, klinkt een norse stem aan de ander kant van de lijn. ‘Hoi lieverd’, spreek ik gemaakt maar gemeend door de hoorn. ‘Oh, ben jij het. Luister eens, je moet nu komen, het gaat helemaal niet goed. Mijn hoofd doet pijn. Ik denk dat ik een hypo heb. En mijn rug gaat ook niet lekker. Zal ik me toch maar laten opereren? Nou ja, ach, ik zie ook niks meer. Die wijkverpleging komt ook steeds te laat. Maar van mijn insuline blijven ze af, hoor je wel? Nou ja, goed, uh, kom je?’ Ik kijk naar mijn telefoontoestel, het klokje geeft 24 seconden aan. Valt mee, ze is kennelijk niet in vorm. ‘Jeetje joh, ik ben erg druk hoor, ik moet ook werken weet je. Vanmiddag? Zet jij koffie?’ Met een diepe zucht gaat ze akkoord.
‘s Middags rijd ik naar haar toe. Een visite-uitdraai heb ik niet bij me. Ze heeft zoveel problemen, zonde van het papier. De metalen plaat voor de deur verraadt de aanwezigheid van een scootmobiel, waar ik handig omheen manoeuvreer. De deur is altijd open als ze weet dat ik kom. ‘Goed volk’, roep ik luid terwijl ik binnenloop. De hond begint te blaffen.
De oude dame, 90 is ze inmiddels, komt overeind van de bank. Rode vermoeide ogen. Haar onderlip hangt als altijd. In beide mouwen een zakdoek tegen het kwijlen (ik lijk wel een oud wijf, zei ze ooit) Gebreide trui, wild haar. Een diepe zucht terwijl ze radio 1, die keihard door de kamer schalt, uit zet.
‘Het wordt niks hoor met die Roemer’, moppert ze. Ik nestel me op de bank, haar hondje komt naast me liggen. Mevrouw Rouge begint haar verhaal. Aandachtig luister ik naar haar klaagzang over alles wat niet gaat, niet wil, niet kan en niet hoort. Louter ellende, lichamelijk, psychisch en sociaal. De halve buurt is dood. Haar schoondochter een kreupele zeur en dan die lichamelijke gebreken. Te veel om op te noemen. Terwijl ik luister, kijk ik rond. Zit ik er ook zo bij als ik 90 ben? Ik hoop het vurig. Oude troep waar de herinneringen en het stof vanaf druipen. Vergane tijden vol van weemoed. ‘Vind je mij een vervelende oude zeur?’, vraagt ze plots. Gevat zeg ik dat ik haar helemaal niet oud vind. Verderop in het gesprek roept ze dat ze naar een verpleeghuis wil. Ik leg haar uit dat de mensen in het verpleeghuis daar nog niet aan toe zijn en dat we ze dat dus niet aan kunnen doen.
Het tweede couplet van de klaagzang barst in vol ornaat los. Zeven minuten duurt het. In de twee minuten daarna deelt ze alle oplossingen mee die ze zelf had bedacht. In de tiende minuut maakt ze weloverwogen keuzes. Ik heb mijn mond nauwelijks open gehad. Maar nu is het mijn beurt! ‘Hoe is het met je?’, vraag ik. Ik leun voorover en kijk haar strak aan. De dame vertelt. Over een brief die ze kreeg. Van iemand van vroeger. Die haar man nog heeft gekend. Haar man die stierf in de Spaanse burgeroorlog, idealistisch, jong. Trots heeft ze altijd haar verdriet gedragen, maar door deze brief werd het even teveel. Zoveel herinneringen kwamen boven. Oude liefde roest niet.
Na twintig minuten stap ik in de auto. Een goed gesprek en een knuffel verder. De therapie bestaat uit een luisterend oor. Zo nodig. Als je goed luistert, hoor je de vraag achter de vraag. De oplossing krijg je erbij.
Bas Janssen
Bas Janssen (38) is praktijkondersteuner en physician assistant in een gezondheidscentrum in Almere, getrouwd en heeft 3 kinderen. Hij geeft les aan de opleiding tot praktijkondersteuner.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2011, nummer 1
Literatuurverwijzingen: