De praktijkondersteuner: Antoinette Marks (45), praktijkverpleegkundige bij Gezondheidscentrum Frans Huygen in Lent.
Opleiding: HBO-V, lerarenopleiding verpleegkunde.
Werk hiervoor: teamcoördinator thuiszorg, praktijkdocent UMC St Radboud, verpleegkundige.
POH sinds: 2001.
[[img:219]]
“Het hoofdaccent van mijn werkzaamheden ligt in de ouderenzorg, en hierin is Gezondheidscentrum Frans Huygen bijzonder omdat wij het oudste hometeam van Nederland zijn. Dit team bestaat uit alle eerstelijnsvertegenwoordigers die betrokken zijn bij ouderenzorg in Lent (thuiszorg, GGZ, Stichting Welzijnswerk Ouderen et cetera) en overlegt eens per maand. We bespreken tijdens zo’n overleg de kwetsbare ouderen, waarbij alle vertegenwoordigers melden wat zij aan signalen opvangen. Veel ouderen stellen het vragen om hulp zo lang mogelijk uit omdat ze ofwel de vuile was niet buiten willen hangen, of bang zijn hun zelfstandigheid kwijt te raken. Dat proberen wij te ondervangen. Naast het bespreken van individuele gevallen is consultatie naar elkaar ook een belangrijke taak van het hometeam. Van dit hometeam ben ik coördinator. Ik doe daarnaast ook een aantal spreekuren diabetes en astma/COPD, dat past beter in het stramien van de praktijkondersteuner.
Kwetsbare ouderen blijft voor mij de hoofdmoot. Zo help ik mensen in het oerwoud van zorgaanvragen, bijvoorbeeld met het invullen van formulieren. Inmiddels kan ik via de computer direct bij het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) aanvragen doen. Ook regel ik aanvragen voor verblijf in een verzorgingshuis of andere instelling en als dat nodig is, bel ik er achteraan. Ik inventariseer of hulpbehoevende ouderen weten hoe ze aan voorzieningen kunnen komen en geef ze voorlichting. De huisartsen vinden het belangrijk om mij op dit soort coördinerende taken in te zetten. Daarnaast doe ik ook veel aan wondverzorging. De huisartsen hadden die behoefte. Ik heb een protocol opgesteld en verdiep mij in (nieuwe) materialen. Dat is erg leuk om te doen. Op het gebied van wondverzorging bestaat een nauwe samenwerking met de thuiszorg. Ik werk nog steeds op detacheringbasis vanuit de thuiszorg voor de huisartsen. Verder verleen ik veel medewerking aan de uitvoering van promotieonderzoeken, omdat wij als praktijk meedoen aan het Nijmeegse Monitoring Project. Ik screen diabetes-, hypertensie- en COPD-patiënten volgens bepaalde protocollen, begeleid de mensen en voer de registratie ten behoeve van kwaliteitsbewaking. Daar krijgen wij ook weer feedback over van de onderzoekers.
De open sfeer die hier in de praktijk heerst, vind ik heel prettig. Je kunt alles tegen elkaar zeggen, dat is belangrijk. Ook kijken we steeds of de zorg niet beter of anders kan, en proberen we veel uit. Ik heb met alle huisartsen wekelijks kort overleg. Aangezien ze allemaal verschillend zijn, moet je blijven bewaken dat de neuzen dezelfde kant op staan. Ik vertel het de huisartsen als ze te veel van mening verschillen.
In het verleden hadden wij een andere geldstroom zodat ik als praktijkondersteuner geen spreekuren hoefde te doen. Maar aangezien het draaien van spreekuren vanuit de NHG-praktijkaccreditering een eis is, hebben we dat bijgesteld. Zolang je de ruimte krijgt om ook andere taken te doen, vind ik het niet erg. Kwalijker vind ik het dat ouderenzorg nauwelijks te declareren valt. Een bezoek aan een oudere red ik nooit in twintig minuten. Bovendien heb ik ook veel telefonisch overleg met familie en andere instanties. Hoe moet ik dat declareren? Het inzichtelijk maken van werkzaamheden is op zich prima, maar het vraagt wel een kader dat passend is. Voor ouderenzorg bestaat er geen passende codering.
Ik roep collega’s dan ook op om mee te denken over de ontwikkeling van het beroep. We hebben veel in huis en het is ook goed om te experimenteren buiten de diabetes, astma/COPD en HVZ. POH is nog een heel jong beroep, dus die ontwikkeling – samen met de huisartsen – moet in mijn ogen absoluut plaatsvinden. Het is in dat opzicht wel heel prettig als je dezelfde visie hebt als de huisarts met wie je samenwerkt. Met name hoe centraal je de mens zelf, met al zijn mogelijkheden en beperkingen, stelt. Zeker in de ouderenzorg moet je iedereen in zijn waarde laten en puur kijken naar de mens. Wil van den Bosch doet dat ook, dat vind ik heel leuk. Net als dat je de patiënt erbij betrekt. Mensen hebben zelf vaak goede ideeën over wat kan helpen en wat niet. Daarin zijn ze best reëel en vaak heel oplossingsgericht.”
De huisarts: Wil van den Bosch (59), huisarts in Gezondheidscentrum Frans Huygen, Lent.
[[img:220]]
“Toen indertijd de plannen voor een vinexlocatie in Lent ontstonden, wilden wij als eerstelijns gezondheidszorgcentrum de regie blijven voeren. Wij voorzagen dat door die regiefunctie er vele andere taken bij zouden komen, die ten koste zouden gaan van de patiëntenzorg. We hebben toen bij verzekeraar Amicon (nu Menzis) voor elkaar gekregen dat ons centrum zowel managementondersteuning als inhoudelijke ondersteuning kreeg (huisverpleegkundige). Het ging om een project van twee jaar, waarin wij met name de taken in de gecompliceerde ouderenzorg wilden delegeren, aangezien de logistiek daarvan veel tijd kost. Dit project is in feite ingehaald door de ontwikkeling op het gebied van de praktijkondersteuning en overgegaan in het ‘normale’ traject.
De komst van een praktijkondersteuner had in het begin alleen maar voordelen. Wij kozen voor een model waarbij Antoinette gedeeltelijk werkte als coördinerend wijkverpleegkundige en gedeeltelijk als huisverpleegkundige. Haar netwerk leverde enorm veel voordeel op binnen de gecompliceerde ouderenzorg. Zij kende al veel wegen en wist bijvoorbeeld meteen waar en hoe ze tijdelijke opvang voor een oudere moest regelen. We hebben haar ook direct in contact gebracht met alle andere praktijken, verzorgingshuizen en dergelijke, zodat zij als een soort spin in het web in de ouderenzorg fungeerde.
In de loop van de tijd is ons mooie model onder druk komen te staan; praktijkondersteuning richt zich heel erg op geprotocolleerde chronische zorg. Dat is prima, maar in feite niet waar wij behoefte aan hebben. Ik zou dan ook het liefst naast de huidige POH-structuur een POH-ouderenzorg erbij willen. En ik denk dat dit voor alle huisartsenpraktijken geldt.
De praktijkondersteuner is in het leven geroepen omdat er een enorm tekort aan huisartsen dreigde. Persoonlijk heb ik daar nooit zo in geloofd, althans niet op zo’n korte termijn. Het is allemaal wat anders gelopen dan men dacht en in de toekomst zal het wellicht weer anders gaan. Op dit moment moet je kijken hoe je de kwaliteiten van mensen zo goed mogelijk inzet. Daarbij vind ik het belangrijk dat binnen de huisartsenpraktijk niet te veel soorten functionarissen rondlopen. Het moet voor de patiënten duidelijk zijn dat de praktijkondersteuner een verlenging van de huisarts is. Dat alles in overleg gebeurt, in het verlengde van de huisartsentaak. Een praktijkondersteuner heeft andere vaardigheden en kwaliteiten en geeft daarmee een geheel nieuwe dimensie aan het vak. Dat is een kwaliteitsverbetering. Praktijkondersteuning brengt in de toekomst zeker kwaliteitsverbetering, maar alleen in de vorm van zorg voor diabetes, astma/COPD en HVZ vind ik persoonlijk wat schraal. Daar doe je de praktijkondersteuners tekort mee, vind ik. Maar dat komt misschien ook doordat ik een sterke voorstander ben van innovatie.”
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008, nummer 6
Literatuurverwijzingen: