Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Mijn praktijkondersteuner / Mijn huisarts

redactie

De praktijkondersteuner: Hennie Veneboer (46), praktijkondersteuner bij Gezondheidscentrum Ermelo in Ermelo.
Opleiding: psychiatrisch verpleegkunde, verkorte A-opleiding, MGZ, opleiding sociaal verpleegkundige bij GGD.
Werk hiervoor: psychiatrie, algemeen ziekenhuis, kraamzorg, medische opvang asielzoekers/GGD.
POH sinds: 2004.

“Als praktijkverpleegkundige bij de GGD heb ik jarenlang rondgereisd voor mijn werk. Na 10 jaar was ik het zat: ik wilde op de fiets naar mijn werk kunnen. Nu werk ik op vaste plekken: 24 uur hier en ongeveer 10 uur in Salem, een derdelijnsbehandelcentrum voor longproblemen. Sinds 2005 organiseer ik zelfstandig het spreekuur astma/COPD, voor 4 verschillende huisartsen. COPD zal in 2020 de derde doodsoorzaak zijn, ongelooflijk toch? Maar met goede begeleiding is de kwaliteit van leven van deze patiëntengroep enorm te verbeteren. Het van de grond krijgen van een goed doortimmerde zorgverlening vind ik belangrijk en ik heb dan ook alles hiervoor in het werk gesteld. Als longverpleegkundige merkte ik dat veel apothekersassistenten en doktersassistenten alleen globale kennis hadden over de aandoening. Ook ging het nogal eens mis bij patiëntenvoorlichting over longmedicatie. Toen heb ik diverse voorlichtingsavonden georganiseerd, zowel voor apothekers- en doktersassistenten als patiënten zelf. Daar zijn honderden mensen op afgekomen. Ik kan overigens de halfjarige opleiding van de SSSV in Bunnik van harte aanbevelen voor iedereen die een goede kennisbasis wil van astma/COPD.
Dit jaar ben ik samen met de andere praktijkondersteuner, Jantine van den Brink, begonnen aan een nieuw aandachtsgebied: ouderenzorg. Drie van de vier praktijken in deze HOED hebben een ‘oude’ populatie. Als je deze 75+– groep op tijd in beeld hebt, is er met preventie een wereld te winnen. Goede valpreventie, op tijd een MMSE-test, polyfarmacie, om een paar thema’s te noemen.Ook in dit onderwerp heb ik me, samen met mijn collega, redelijk vastgebeten. Op zoek naar specifieke kennis kwamen we een boekje tegen van de Universiteit van Maastricht: TRAZAG, Transmurale Zorg Assessment Geriatrie (zie Tijdschr praktijkonderst 2007;2:50-3). Hierin staan allerlei relevante vragen aan ouderen over hun situatie, hun omgeving en beleving. Het is een helder, eenvoudig boekje en een perfecte manier om zorgproblemen bij thuiswonende ouderen te inventariseren. We hebben het gebruikt als basis voor de vragenlijst die binnenkort aan alle 530 ouderen uitgaat. Ook dient het als uitgangspunt voor de beslisbomen die we ontworpen hebben: wat te doen bij welk probleem? Die transparantie is belangrijk, zo hebben ook de huisartsen inzicht waar je mee bezig bent. De vragenlijst heeft tien vragen: als uit drie van de tien antwoorden blijkt dat er zorgproblemen zouden kunnen zijn, dan gaan we langs. Dat doen we trouwens ook als alle tien vragen ‘probleemloze’ antwoorden hebben: er zou immers een zorgmijder achter kunnen zitten.
Met iedere huisarts hier heb ik vast overleg over alle patiënten die ik heb gezien. Het is een relatief jonge club huisartsen, we krijgen veel ruimte voor innovatieve ideeën. De voorlichtingsbijeenkomsten bijvoorbeeld, die ik eerder noemde: het was geen enkel probleem dat ik ze organiseerde. Terwijl er genoeg huisartsen zijn die puur op het curatieve vlak willen werken. Er is een open werkhouding naar elkaar. En, heel belangrijk voor mij, er is hier ruimte voor humor!
Nog een advies aan collega’s? Een goede anamnese is het halve werk. Probeer niet na een paar vragen meteen je aandachtsgebied in te duiken, maar krijg eerst het hele plaatje boven tafel over de leef- en zorgsituatie. Hoe completer de informatie, hoe beter de zorg.”

De huisarts: Marieke Zandijk-van Assenbergh (45), huisarts in HOED binnen Gezondheidscentrum Ermelo.
POH vanaf: 2004.

“Het werk van een huisarts verschuift steeds meer naar de preventiekant. Daarbij wordt het ook steeds breder, met allerlei aandachtsgebieden. Praktijkondersteuners passen goed in deze ontwikkeling. Ikzelf vind het geen probleem dat ze op sommige punten meer weten van astma en diabetes dan ik. Maar ik volg wel extra scholing om in theorie bij te blijven op beide gebieden. Ook al zou Hennie het prima alleen af kunnen, het zou me geen goed gevoel geven als ik ‘achter’ zou raken. De handelingen zelf hoef ik niet te kunnen verrichten, maar ik wil wel weten wat er gebeurt en waarom.
Hennie is een actief type met een vrolijke maar directe benadering. Ik sta versteld hoe het haar lukt mensen van het roken af te helpen. Ze laat hen probleemloos zwarte longen zien en zegt dat die van hen er aardig op beginnen te lijken. Wie gemotiveerd is, krijgt ze er echt af. Ze werkt in het behandelcentrum voor longproblemen en weet zodoende goed wat de tweede en derde lijn hebben te bieden, dat is prettig. Bovendien werkt ze met dezelfde multidisciplinaire aanpak zoals ze die in het centrum hanteren. Soms boekt ze verrassende resultaten. Er kwam eens een patiënte binnen met klachten over moeheid en depressiviteit. Ze rookte ook. Na doorvragen ontdekte Hennie dat er sprake was van ernstige COPD. Daar is de behandeling op afgesteld en al na een paar maanden was deze vrouw helemaal opgeknapt. Dat is één succesverhaal, maar de andere astma/COPD-patiënten zijn ook tevreden, naar eigen zeggen, want ze zijn goed ingesteld. We hebben veel minder verwijzingen naar de longarts.
In mijn praktijk zitten veel ouderen. De gemiddelde leeftijd in Ermelo ligt tien jaar hoger dan de rest van Nederland. Toen het opzetten van ouderenzorg aan de orde kwam, beseften we de noodzaak ervan, ondanks de drukte van de komende herfst en de griepcampagne. Met alle ouderen hier en de complexere zorg die erbij hoort, kan het ook bijna niet anders. Er moet speciale aandacht komen voor deze groep; zeker met preventie is er veel winst te behalen. De vergrijzing stelt ons voor een forse taak. Een aantal taken die vroeger door de familie werd gedaan, komt tegenwoordig op de schouders van de hulpverleners terecht. Ik voorzie een soort mix van zorg die we vanuit de praktijk bij mensen thuis gaan bieden. Mijn assistenten gaan al naar de mensen thuis om de bloeddruk meten, te zwachtelen en de oren uit te spuiten. Dit zal in de toekomst nog verder toenemen. Als team verlenen we zorg, niet als arts, ondersteuner of assistent, dat is ons uitgangspunt. En ouderen hebben het hard nodig. Er is veel eenzaamheid in deze groep, daar schrik ik soms wel van. Ze zijn vaak ook erg bescheiden. Bellen ze ’s ochtends op met het verhaal dat ze de hele nacht al pijn op de borst hebben, maar ja, daar ga je de dokter toch niet voor uit bed bellen? Waar hoor je dat argument tegenwoordig nog…?
Ik merk telkens weer dat een brede medische scholing essentieel is voor goede zorgverlening. Dat is ook mijn advies aan praktijkondersteuners en –verpleegkundigen: blijf bij met algemene nascholing, kijk niet alleen naar je eigen terrein. Al breng je het verder niet in de praktijk, het kan veel relevante kennis opleveren die bruikbaar is voor je werk.”

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008, nummer 5

Literatuurverwijzingen: