Doelgroep Diabetesprofessionals en huisartsen met interesse voor diabetes.
Inhoud In 23 hoofdstukken wordt de hele diabetologie in beeld gebracht. Kleurige tabellen en scherpe foto’s illustreren de overzichtelijk ingedeelde tekst. In de tekst wordt nauwelijks verwezen naar onderliggende literatuur, maar elk hoofdstuk sluit af met een lemma ‘literatuur’ waarin een reeks publicaties. Internetverwijzingen zijn schaars.
Kooy behandelt de klassieke diabetesonderwerpen uitvoerig. De verschillende vormen van neuropathie krijgen een gezicht. Een hoofdstuk gaat over de relatie tussen diabetes, insuline en kanker. Insulinetherapie en de praktische vormgeving ervan zijn mooi geïllustreerd. De verschillende soorten insuline en insulineschema’s worden besproken, en daarnaast injectietechniek, bloedglucosemeting, voor- en nadelen van pomptherapie en adviezen over doseringsaanpassingen inclusief casuïstiek. De auteur volgt niet altijd de geldende richtlijnen. Bij gerichte casefinding speelt etniciteit geen rol, alle patiënten moeten jaarlijks oogheelkundig worden gescreend inclusief visusmeting, liefst met fundoscopie én fundusfotografie. Informatie van de LESA Nierschade nam hij niet over. Wel houdt Kooy de medicatieopbouw van de NHG-Standaard uit 2006 aan. Hij bespreekt nieuwe glucoseverlagende medicatie met gepaste terughoudendheid.
Sommige gegevens zijn gedateerd. Een prevalentietabel over diabetische retinopathie uit 1984 is achterhaald door de verbeterde behandeling. Dat geldt trouwens ook voor andere complicaties; de auteur noemt de sterk verbeterde levensverwachting niet, hoewel die onlangs in zijn eigen regio werd aangetoond. Aandacht voor de interactie tussen psyche en glucoseregulatie ontbreekt en ‘depressie’ staat niet in het register. Dat geldt ook voor ‘educatie’. Belevingsaspecten worden niet besproken, en ook het hoofdstuk ‘praktische problemen’ gaat alleen over technische zaken zoals rijvaardigheid en verzekeringen. Onder ‘organisatie’ noemt Kooy wel het diabetescentrum en de diabeteszorggroep, maar niet de NDF en de Zorgstandaard.
Oordeel Het boek is zeer verzorgd uitgegeven en heeft de vrolijke uitstraling van een prentenboek. Het is echter bepaald geen kinderlectuur. Kooy veronderstelt op veel plekken een behoorlijk inzicht en leesconcentratie. De illustraties zijn mooi, maar soms ingewikkeld. Voor veel praktijkondersteuners zal het niet meevallen het boek te begrijpen. Zo komt het altijd lastig uit te leggen glucosespiegelverschil tussen veneus plasma en capillair volbloed niet uit de verf.
Deze mooie monografie – van coauteurs is geen spoor te bekennen – biedt heel veel relevante gegevens. Deze zijn niet allemaal even goed toegankelijk, maar dat is niet heel erg. Er blijft genoeg over. Psychosociale factoren én aansluiting aan bestaande richtlijnen verdienen meer aandacht.
Om een groter deel van de diabetesprofessionals in de eerste lijn te bedienen zou het helpen als vertegenwoordigers daarvan het concept van de volgende druk kritisch zouden beoordelen op begrijpelijkheid.
Ymte Groeneveld
Waardering: ***
* = een zeer matig boek dat je zeker niet hoeft aan te schaffen
** = een matig boek dat je een keer kunt doorkijken, maar zelf niet hoeft te hebben
*** = een aardig boek: probeer het te lezen en overweeg of je het aanschaft
**** = een goed boek dat je zeker moet lezen en het aanschaffen waard is
***** = een topper die niet mag ontbreken in je boekenkast!
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 5
Literatuurverwijzingen: