Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Het nut van juiste voorspelde waarden…

redactie

Voorspelde waarden zijn voorspellingen van de longfunctie voor een gezonde persoon van dezelfde lengte, leeftijd, geslacht en etniciteit. Er is in een gezonde populatie grote spreiding in spirometrische waarden.

  • Lengte: De lengte meet je vaak eenmalig, of vraag je aan de patiënt. Hanteer je een oude lengte en is een patiënt 5 centimeter gekrompen, dan kan dat een 200 ml overschatting geven in de gehanteerde voorspelde waarde van de longfunctie.
  • Leeftijd: Tijdens het ouder worden treden degeneratieve veranderingen op in de longen waardoor de volumina kleiner worden en de longfunctie achteruitgaat.
  • Geslacht: Er zijn aparte voorspelde waarden (zie verderop) voor mannen en vrouwen omdat mannen voor dezelfde lengte en leeftijd een grotere long hebben dan vrouwen.
  • Etniciteit: Er bestaan rasgebonden verschillen in longfunctie-indices die te maken hebben met verschillen in lichaamsbouw: negroïden hebben in het algemeen voor dezelfde lengte een kortere romp dan caucasiërs, mongoloïden hebben juist een langere romp, zodat voorspellingen op basis van lichaamslengte voor caucasiërs niet zonder meer geldig zijn voor andere etnische groepen.

Juiste voorspelde waarden?

Je kan in de spirometrie-software meestal kiezen uit diverse sets voorspelde waarden voor kinderen/adolescenten en voor volwassenen. Houd rekening met twee problemen: de voorspelde waarden uit de jaren ’80 zijn waarschijnlijk gedateerd en de meest gebruikte voorspelde waarden voor volwassenen (ECCS/ERS) blijken voor Nederlanders in de praktijk te lage waarden (8-15%) te voorspellen (http://www.spirxpert.com). Er bestaan inmiddels gecorrigeerde waarden (ECCS/ERS volgens Quanjer). Of je deze ook kan selecteren hangt af van de spirometrie-software die je gebruikt.

Van theorie naar de praktijk

De heer Van Dijke is een gepensioneerde gemeenteambtenaar van 66 jaar met een lengte van 1,47 meter. Hij bezoekt zijn huisarts met klachten over piepen bij inspanning. Bij het Zondagse wielrennen komt hij nog slechts met grote moeite de Posbank bij Arnhem op, terwijl dat voorheen geen probleem was. Hij is altijd goed gezond geweest en heeft nooit gerookt. Bij het lichamelijk onderzoek kan je geen afwijkingen constateren. De spirometrie leverde de volgende resultaten op:
[[img:260]]
Hieruit blijkt dat:

  • de curve redelijk goed geblazen is, al ontbreekt het overzicht van alle geaccepteerde blaaspogingen en de reproduceerbaarheid;
  • de flow/volume-curve iets inzakt in het laatste deel van de geforceerde expiratie; dit kan passen bij een perifere luchtwegaandoening;
  • er sprake is van obstructie: zowel pre- als post-bronchodilatoir ligt de FEV1/FVC met 66% respectievelijk 68% onder het afkappunt van 70%;
  • de combinatie van de verlaagde FEV1/FVC en de post-bronchodilatoire FEV1 als percentage van de voorspelde waarde (99%) aangeven dat er hoogstens een lichte mate van obstructie is;
  • er geen reversibiliteit is vastgesteld: na toediening van de luchtwegverwijder stijgt de FEV1 percentage voorspeld van 94% naar 99%.

Interpretatie

De klachten en het beloop doen in eerste instantie denken aan inspanningsastma. De combinatie van een licht verlaagde FEV1/FVC en de post-bronchodilatoire FEV1 als percentage van de voorspelde waarde (99%) geven aan dat er hoogstens een lichte mate van obstructie is. Piekstroomonderzoek rondom inspanning kan aanvullende informatie geven. Het inhaleren van salbutamol of ipratropium voor inspanning kan praktisch ook goed werken als diagnosticum.

Tot slot

Als je in deze casus niet let op de bijzonder kleine lengte (1,47 m) van deze man en een lengte van 1,75 meter aanhoudt, dan zou de FEV1 voorspelde waarde ongeveer 3,15 L zijn. Hieruit trek je heel andere conclusies! Kortom, kies de juiste voorspelde waarden en blijf je realiseren dat bij heel korte personen en bij oudere mensen (>70) de voorspelde waarden minder betrouwbaar zijn.

Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2006, nummer 3

Literatuurverwijzingen: