Opzet
Net als hun Nederlandse collega’s ervaren Engelse huisartsen het afleggen van huisbezoeken als een tijdrovend aspect van hun baan. Volgens het nieuwe zorgcontract, dat sinds 2004 in Groot-Brittannië geldt, zijn zij hier niet langer verantwoordelijk voor. Het contract zegt echter niets over wie dan wel die visites moet doen. Onderzoekers probeerden erachter te komen of deze rol mogelijk is weggelegd voor nurse practitioners. Concreet gaat het om het managen van de verzoeken om huisbezoeken.
Methode
Een niet-gerandomiseerd vergelijkend onderzoek in een grote groepspraktijk (14.600 patiënten) in Londen. De onderzoekers vergeleken het gedurende twee dagen per week afhandelen van hulpvragen door de nurse practitioner met de normale procedure (door een huisarts), over een periode van 6 maanden. Patiënten onder de 18 jaar, GGZ-patiënten en zwangeren sloten ze uit, even als verzoeken om overlijdensverklaringen.
De nurse practitioner was een gekwalificeerd, onafhankelijk persoon met twaalf jaar ervaring en een voorschrijflicentie. De meeste contacten verliepen per telefoon, waarbij zij de mogelijkheid had om telefonisch advies te geven, de patiënt voor (chirurgische) behandeling naar de praktijk te laten komen, de patiënt thuis te behandelen, advies te vragen bij een huisarts, of de patiënt over te dragen aan een huisarts.
Resultaten
De onderzoekers analyseerden 568 contacten met 455 patiënten: 311 met de huisarts en 257 met de nurse practitioner. Er belden 2 keer zoveel vrouwen als mannen en 22% van de bellers was ouder dan 80 jaar. De nurse practitioner schreef significant vaker een recept uit dan de huisarts (56,9% versus 43,1%) en wilde patiënten vaker persoonlijk zien (58,4% versus 42,4%). Zij handelde minder vaak een hulpvraag af door alleen advies te geven (42,9% versus 64,5%). In 8,6% van de gevallen vroeg de nurse practitioner een huisarts om advies en in 0,8% van de gevallen vroeg zij een huisarts om haar patiënt over te nemen. Huisarts en nurse practitioner legden evenveel huisbezoeken af, lieten evenveel patiënten opnemen in het ziekenhuis, verwezen evenveel patiënten door en vroegen voor evenveel patiënten aanvullend onderzoek aan (bloed- en urinetest, röntgenfoto).
De onderzoekers vroegen de patiënten om vragenformulieren in te vullen en uit deze gegevens bleek dat men weinig verschil ervoer tussen huisarts en nurse practitioner als het ging om empathie, communicatie en voorschrijven. Het aantal geretourneerde vragenformulieren was echter dusdanig laag (21,5%) dat hieruit geen harde conclusies kunnen worden getrokken. Opvallend was dat de patiënten van de nurse practitioner eerder geneigd waren hun vragenformulier te retourneren dan de patiënten van de huisarts (28,4% versus 15,75%).
Beschouwing
Uitkomst van dit proefonderzoek is dat er geen substantiële barrières zijn om een nurse practitioner hulpvragen te laten afhandelen. Hoe patiënten dit ervaren is echter onduidelijk, daarvoor stuurden te weinig patiënten hun vragenlijst retour. Bovendien gaat het om een situatie waarin één nurse practitioner in één praktijk werkt met een bepaalde methode om met hulpvragen om te gaan. Moeilijk te vergelijken dus met andere praktijken, met een andere patiëntenpopulatie en een andere manier van werken. De onderzoekers vergeleken de activiteiten van de nurse practitioner met die van zeven huisartsen, die ieder hun eigen manier van werken hadden. De conclusie dat een nurse practitioner klakkeloos het werk van huisartsen kan overnemen, is dan ook nog ver weg.
Vertaling naar de Nederlandse situatie
In dit onderzoek mocht een nurse practitioner twee dagen per week zelfstandig hulpvragen afhandelen. Het werk werd haar wat eenvoudiger gemaakt, want zij hoefde dit niet op maandag te doen (de drukste dag) en ‘lastige’ patiënten kon ze doorverwijzen naar een van de huisartsen. Die waren sowieso stand-by voor advies of doorverwijzing. Hier is geen sprake van taakverschuiving, maar van taakverlichting. Natuurlijk is een nurse practitioner gewend om zelfstandig spreekuur te doen en zal ze een heleboel kunnen opvangen en afhandelen. Maar het volledig zelfstandig handelen van acute hulpverlening is toch andere koek omdat het daarbij gaat juist vaak moeilijke situaties gaat. Begin dit jaar deed zich een geval voor waarbij een praktijkverpleegkundige spoedeisende hulp verleende, een diagnose stelde en verzuimde te melden dat zij geen huisarts was. De patiënt overleed. De Tuchtraad in Eindhoven veroordeelde haar voor het stellen van een diagnose en het niet vermelden dat zij geen huisarts was. Om patiëntveiligheid te borgen blijft het – zoals altijd bij taakdelegatie – belangrijk om ieders competenties en verantwoordelijkheden in het oog houden.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 3
Literatuurverwijzingen: