Cor Vernooij en Willie Kouwenhoven-De Jong zijn beiden docent aan de POH-opleiding van Hogeschool Rotterdam. Zij zijn deels verantwoordelijk voor de vormgeving van de nieuwe opleiding, met name voor het gedeelte communicatie en professionaliteit. Ik besprak met hen hoe de nieuwe opleiding eruitziet, wat voor soort praktijkondersteuner dit oplevert en welke competenties zij belangrijk vinden voor de nieuwe praktijkondersteuners.
Professionaliteit
‘Professionaliteit’ vinden beiden de belangrijkste competentie voor de praktijkondersteuner van de toekomst. In de zin van: staan voor je professie. Cor: “ls de praktijkondersteuner een andere houding inneemt, meer vanuit de eigen professionaliteit, gaat de huisarts ook anders reageren. Dan is er meer sprake van twee professionals naast elkaar in plaats van dat de een de ander aanstuurt. Eigen verantwoordelijkheid is daarbij belangrijk. Ook in de opleiding zoals wij die nu hebben vormgegeven maken wij de studenten meer verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. In de oude opleiding werd het onderwijs aangeboden, terwijl de studenten nu het onderwijs mede zelf invullen en bijvoorbeeld leren van elkaars ervaringen. Ik heb nu ook een heel andere club studenten voor mijn neus die meer zijn eigen verantwoordelijkheid neemt.”Willy: “In onze vernieuwde opleiding leren we praktijkondersteuners om het begrip ‘professionaliteit’ verder uit te werken, bijvoorbeeld aan de hand van opdrachten. Voor hun eerste opdracht moeten ze de organisatie van de praktijk onderzoeken en de plaats van de praktijkondersteuner daarbinnen. Daar hoort ook een gesprek met de huisarts bij over hoe de praktijkondersteuner effectiever kan worden ingezet. Dat zijn vaak erg leuke gesprekken en tijdens de bijeenkomst hier doen ze daar weer verslag van. Tijdens het gesprek met de huisarts nemen de praktijkondersteuners meer een eigen positie in naast de huisarts in plaats van achter de huisarts.”
Communicatie vanuit zelfbewuste grondhouding
Voor een professionele praktijkondersteuner is de competentie communicatie in het eigen vakgebied natuurlijk belangrijk. Daarbij hoort een zelfbewuste grondhouding. Cor: “Bij het opzetten van het onderwijs zijn we meer uitgegaan van de grondhouding van de praktijkondersteuner, en niet zozeer van afzonderlijke onderdelen van communicatie, zoals motiverende gespreksvoering, voorlichtingsgesprek, slechtnieuwsgesprek en dergelijke. In het dagelijks leven kun je communicatie immers ook niet splitsen in afzonderlijke onderdelen, maar gaat het er meer om ‘wat wil ik overbrengen aan de persoon die ik voor me heb?’ Wij leren de studenten te communiceren vanuit een persoonlijke basishouding en daarbij gebruik te maken van directieve en non-directieve elementen: adviseren, confronteren, et cetera. Wij leren ze ook hoe ze hun emoties als signaal kunnen gebruiken. Een voorbeeld: tijdens een gesprek met een arts dat niet zo lekker loopt, kun je in plaats van je mond houden vanuit je emoties reageren. Je merkt bij jezelf een bepaalde reactie en vanuit die reactie kun je bijvoorbeeld voorstellen om het gesprek nu even af te ronden en later voort te zetten. Dus niet reageren vanuit je reptielenbrein, maar meer vanuit de neocortex.”
Cor geeft uitleg: “Het reptielenbrein is de oudste laag in onze hersenen en verantwoordelijk voor de primaire overlevingsdrang: fight or flight. Daarnaast hebben we het zoogdierenbrein. Deze laag regelt veel van de onbewuste processen, zoals onze emoties en onze persoonlijkheid. De neocortex is vooral verantwoordelijk voor het bewust verwerken van informatie en stelt ons in staat om rationeel te redeneren. Wat ik daarmee wil zeggen is dat je soms moet inzien dat er niet te communiceren valt en dat het onderwerp even geparkeerd moet worden, zodat je meer vanuit je eigen waarde kunt communiceren. Dat geldt niet alleen voor een gesprek met je werkgever, maar natuurlijk ook voor gesprekken met de patiënt. Je kunt wel blijven doorgaan met adviezen geven, maar als je merkt dat het niet aankomt bij de patiënt om welke reden dan ook, zul je toch een andere weg moeten kiezen. Als je op dezelfde manier door blijft gaan, is dat voor beide partijen frustrerend. Zo’n houding vereist wel dat je jezelf niet de mindere voelt, maar gelijkwaardig aan de ander.”
“‘Echte’ communicatie is persoonsgericht, en kan alleen plaatsvinden vanuit eigen zelfbewustzijn”, vindt ook Willie. “Dat gaat zeker op voor communicatie met mensen met andere werkelijkheden. Bij mensen uit andere culturen dient een praktijkondersteuner zich te verdiepen in de waarden die voor die mensen belangrijk zijn. In Rotterdam wonen veel mensen uit andere culturen. In de Nederlandse cultuur is zelfstandigheid belangrijk, terwijl in andere culturen meer vanuit een wij-gevoel kan worden gedacht en de familie en de eigen gemeenschap heel belangrijk zijn. Als je werkt met een patiënt die meer vanuit familie denkt, heeft dat consequenties voor de manier van benaderen. Je blijft natuurlijk met dezelfde richtlijnen werken, alleen moet je verschillende patiënten op een verschillende manier benaderen om tot hetzelfde resultaat te komen. De praktijkondersteuner werkt dus sterk persoonsgericht. Dat vind ik een belangrijke competentie voor de praktijkondersteuner van de toekomst.”
Samenwerking
Samenwerken is een must in een huisartsenpraktijk, vinden Cor en Willie, zowel met externen als met de directe collega’s. Willie: “Een leuk voorbeeld van hoe wij dat hebben vormgegeven is de opdracht over samenwerking met externen. In het kader van deze samenwerkingsopdracht gingen veel studenten met diëtisten praten en een middagje met het spreekuur meelopen. Dat bleek heel verhelderend. Ze merkten dat diëtisten graag willen overleggen en betrokken willen worden bij de patiënt. Dat is belangrijk voor de samenwerking in de toekomst.” Cor: “En binnen de praktijk is het belangrijk dat het team goed kan samenwerken en niet vanuit eilandjes. De praktijkondersteuner-somatiek moet bijvoorbeeld een goede samenwerking opzetten met de praktijkondersteuner-ggz.”
Zelfbewustzijn en reflectie
Cor vindt belangrijk dat het competentieprofiel nu ook gebaseerd is op CanMeds, hetzelfde systeem dat gebruikt wordt om de competenties van huisartsen en doktersassistenten te beschrijven.1 Cor: “Zo kun je beter inzichtelijk maken welke verantwoordelijkheden bij de arts liggen en welke bij de praktijkondersteuner en de doktersassistente. Van daaruit kunnen praktijkondersteuners hun positie beter neerzetten in de huisartsenpraktijk.”
Willie vult aan: “Bij een van de opdrachten die ze uit moeten werken, leren de studenten te reflecteren op de eigen positie. Ook als ze zijn afgestudeerd, zullen ze veel hebben aan dat vermogen tot reflectie. Vanuit reflectie op je eigen werk kun je jezelf voortdurend verbeteren. Ze kijken daarbij als het ware vanuit een abstracte positie naar hun eigen functie. Dat vermogen tot abstractie willen wij ze ook meegeven.”Bij het vergroten van het abstractieniveau hoort ook dat de studenten tijdens de opleiding leren hoe ze moeten omgaan met vragen die ze hebben over diagnostiek en beleid. Ze leren dat tijdens hun eindopdracht: een casestudy. Aan de hand van een onderzoeksvraag beschrijven ze in deze opdracht een probleem, zoeken ze naar kernelementen, waarna ze dat aan de hand van literatuuronderzoek uitwerken. Willie: “Nu is het de afstudeeropdracht, maar later kunnen ze dat inzetten om vragen uit te werken waar ze tegen aanlopen in hun werk.”
Verantwoordelijkheid nemen
Samengevat zijn belangrijke competenties voor de praktijkondersteuner van de toekomst: communicatie vanuit een grondhouding van zelfbewustzijn, onderzoekshouding, reflectie en zelfstandigheid. Willie: “Voor het grootste deel ben ik het daarmee eens, alleen niet met ‘zelfstandigheid’. Ik zou eerder zeggen ‘verantwoordelijkheid nemen’. De toekomstige praktijkondersteuner neemt eigen verantwoordelijkheid, en kan van daaruit ook beslissen welke problemen ze over moet laten aan de huisarts of aan de doktersassistente.” Cor: “Daarbij is de houding ten opzichte van de huisarts belangrijk. De praktijkondersteuner van de toekomst overlegt zaken met de huisarts vanuit een eigen positie en geeft advies aan de huisarts hoe zaken aan te pakken. Mijn ervaring is dat huisartsen deze houding uiteindelijk prettig zullen vinden, hoewel het in het begin wel even moeilijk kan zijn.”
Wijkgerichtheid en kleinschaligheid
Op mijn vraag of de opsomming nog kan worden aangevuld, komen we op wijkgerichtheid en de prettige kleinschaligheid van een huisartsenpraktijk. Cor: “Voor huisartsenpraktijken zijn niet alleen ziekte en gezondheid aandachtsgebieden, maar ook welzijn in het algemeen. Wijkgericht werken kan daarbij horen, en is dus ook voor de praktijkondersteuner belangrijk.” Willie: “Vanuit het team in de huisartsenpraktijk kan er antwoord worden gegeven op problemen die er liggen in de wijk. Dat vereist goede samenwerking binnen het team. Het vereist ook verruiming van de blik van het medische naar het maatschappelijke. Dan zou bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg ook bij de huisartsenpraktijk kunnen horen.”
Cor: “Er moet geen scheiding zijn tussen zorg en welzijn, maar er moet sprake zijn van integrale aanpak. En dat kan in een huisartsenpraktijk die nog kleinschalig is. Ik vind de kleinschaligheid juist zo aantrekkelijk. Dat zorgt voor korte lijnen, waarbij iedereen vanuit zijn eigen deskundigheid iets in kan brengen. Als huisartsenpraktijken te groot worden, is er een manager nodig en dan gaat het ineens niet meer alleen over zorg en welzijn. Ik geloof in samenwerking vanuit deskundigheid, als professionals met elkaar rond bepaalde populaties.”
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2013, nummer 4
Literatuurverwijzingen: