In verhouding tot andere Europese landen gebruiken oudere diabetespatiënten in Nederland veel vaker insuline. En zo zijn er, ondanks wereldwijde consensus over de behandeling, meer verschillen in het beleid rond diabetes in de verschillende Europese landen.1 Dat maakt een vergelijking van de in deze landen vigerende richtlijnen interessant. Met het AGREE-instrument beoordeelden onderzoekers onlangs de meest actuele richtlijnen over diabetes mellitus type 2 van acht Europese landen: België, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Duitsland, Nederland en Zweden.2 AGREE scoort zes onderdelen: onderwerp en doel, betrokkenheid van belanghebbenden, methodologie, helderheid en presentatie, toepassing en tot slot onafhankelijkheid van de opstellers.
Op ‘onderwerp en doel’ en ‘helderheid en presentatie’ scoorden alle richtlijnen goed. De variatie in de andere domeinen was echter hoog. Het laagst scoorde onafhankelijkheid van de opstellers: 49%. Dat wil zeggen dat de aanbevelingen en erkenning van mogelijke conflicterende belangen van leden van de werkgroep niet voldeed. Opvallend was de slechte score van Nederland (het NHG) voor het onderdeel ‘methode van ontwikkeling’.
Het belangrijkst zijn echter de inhoudelijke aanbevelingen zelf. Zo bestaat gelukkig consensus over jaarlijkse controle van HbA1C, vetspectrum en bloeddruk, al verschilt detaillering en hoogte van de streefwaarden. Geen enkele richtlijn bevatte een advies over de frequentie van de controle van BMI of middelomtrek. Ook dieet- en bewegingsadviezen verschilden fors.
Is dat allemaal erg? Het is vervelend dat we binnen Europa blijkbaar niet kunnen bepalen wat een wenselijk niveau van HbA1C is en wanneer interventie met insuline nuttig is. Dat zegt echter ook iets over de wetenschappelijke stand van zaken. Dat er verschillen tussen de Europese richtlijnen bestaan is deels geen probleem. Natuurlijk adviseert de Italiaanse richtlijn een mediterraan dieet en hebben de Zweden daarvoor een andere oplossing. Voorts zeggen deze beoordelingen uiteraard niets over het effect op de patiënt. En ook zegt een richtlijn weer niet alles over alle onderdelen van diseasemanagement, zoals toegankelijkheid en patiëntentevredenheid.
Een onderzoek als dit geeft een beeld van de kwaliteit van de richtlijnen. Het is dan een opsteker om te lezen dat de reviewers de richtlijnen van Engeland, Nederland en Zweden sterk aanbevelen. Voor de andere geldt: aanbevolen mits met aanpassing. Een pluim voor het NHG dus! En die oudere Nederlanders gebruiken vaker insuline, maar de streefwaarde voor het HbA1c is het hoogst in de Belgische en Nederlandse richtlijn. Kwestie van volksaard? (Charlotte Dorren)
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 1
Literatuurverwijzingen: