Gezonde mensen kunnen kijken. Maar niet iedereen kan zien. Mensen kunnen zelfs talent hebben voor zien, of niet. Ik heb geen talent voor zien. Ik kijk dwars door u heen, ik zie u niet als ik u tegenkom in een andere omgeving dan waar ik u van ken. Op straat patiënten herkennen vind ik erg lastig. In de spreekkamer een bekende winkeljuffrouw herkennen, het kost moeite.
Men zegt dan dat dit een gebrek aan aandacht of belangstelling is. Maar dat is het niet. Het is een gebrek aan aanleg voor zien. Zien staat bij mij standaard uit. Je kunt wel leren ‘zien’, in de spreekkamer bijvoorbeeld. Maar daarbuiten schiet dat knopje in het brein weer in rust: niet zien. Bij moeders staat dat knopje voor hun kinderen altijd aan. Ze zien dat hun zoon geblowd heeft. Ze zien dat hun dochter net een paar dagen zwanger is. Een enkeling is hoogbegaafd op dit gebied. Zoals de rechercheur die in zijn vrije tijd zonder op te letten de zakkenroller herkent voordat deze zakken rolt. De rechercheur kan het niet niet zien. Erg vermoeiend, lijkt me. Begaafde zieners zien de scheve voegen in de pas getegelde badkamer, ook als ze niet echt kijken. Het zal ze jarenlang storen, dat weten ze. De nieuwe tegels moeten er gewoon uit. Want ze kunnen hun zien niet uitzetten. Deze hoogbegaafde zieners zien ongemerkt elk foutje. U kunt kijken en redelijk zien. U went aan foutjes. Ik heb geleerd te zien bij het kijken. Ik zie foutjes alleen als ik wil. Maar deze begaafde zieners zien alle foutjes zonder te kijken. Dat is een handicap in een niet volmaakte wereld. Sneu dus. Let een beetje op ze, kijk naar ze om, ontzie ze een beetje.
Nico van Duijn
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010, nummer 1
Literatuurverwijzingen: