Het is vrijdag half vier. Met lood in de schoenen ben ik samen met de huisarts op weg naar een patiënt.
Zes jaar terug, toen ik aan deze baan begon, leerde ik hem kennen. De verwijzing van de huisarts was iets in de trant van: ‘Dit is echt iets voor jou’. Ik, jong en fris, net uit de schoolbanken, helemaal enthousiast om iets van deze baan als praktijkondersteuner te gaan maken. Hij, oud en zwak, doorleefd en erg nieuwsgierig naar wat ik kwam doen.
We maakten kennis en ik ging hem begeleiden. ‘Meneer’ werd al snel vervangen door ‘Henk’. Truus en Henk waren ruim dertig jaar getrouwd. Zij hadden geen kinderen. Twee jaar na zijn pensionering werd bij hem COPD geconstateerd. ‘Rooie Henkie’, zoals zijn vrouw hem graag mocht noemen, de oud taxichauffeur uit Amsterdam, stopte met roken. In de jaren daarna bleef hij onder begeleiding van de longarts. Zijn gezondheid (en longfunctie) gingen gestaag achteruit. Uiteindelijk was hij ‘GOLD 4’ en die horen bij de longarts, toch?
Henk was recht voor zijn raap; nam geen blad voor de mond. Hij maakte me snel duidelijk dat de controles bij de longarts niet veel voorstelden en hem teveel energie kostten. ‘Dat kan jij ook, Bassie’, kraakte zijn donkere, doorrookte stem regelmatig.
In goed overleg met de huisarts en met regelmaat begeleidde en behandelde ik Henk. Soms op het centrum, meestal thuis. Steeds vaker vergezeld van een kop thee of koffie. Alle onderwerpen die de revue moesten passeren, kwamen aan de orde. Er kwam een vernevelaar vanwege moeilijk inhaleren van medicatie. Fysiotherapie kwam aan huis voor ademtechniek en conditieopbouw. Er werd een flutter besteld, een rollator, een douchestoel: je kunt het zo gek niet bedenken of het kwam er. Het ziek zijn kwam aan de orde en we spraken veelvuldig over zijn leven. Beperkte verwachtingen, beperkte mogelijkheden.
Jaren verstreken. Henk werd ouder, ik werd ouder. Hij werd zieker, ik meer ervaren. De zorg werd routine, in de goede zin van het woord. Wat aan de orde moest komen kwam aan de orde, wat gebeuren moest gebeurde. En alles samen met de huisarts, die steunde en onderwees me bij alles wat ik deed. Gezamenlijk gingen we door talloze prednisonkuren, antibiotica, foto’s, exacerbaties, oplevingen, medicatiewisselingen. Steeds vaker spraken we binnen vijf minuten over Zwitserland en de bergen (onze gezamenlijke passie), over Ajax (‘hou je niet van voetbal, dat je van Ajax houdt?’ was steevast de opmaat naar een gezellig robbertje bekvechten) en over de waarde van het leven. Truus, Henk en ik spraken over zijn eigenwijsheid, het continu opzoeken van grenzen, maar vooral het er overheen gaan. Zij had daar moeite mee en deed vele, niet aflatende pogingen om hem te temperen in zijn rochelend enthousiasme.
December 2007 ging Henk voor veertien dagen het ziekenhuis in. Een exacerbatie die niet meer thuis te behandelen was. Na vier weken kwam hij thuis, om te sterven dachten we. Hij was niets opgeknapt. Henk gaf zich over aan de dood, hij lag en wachtte. We spraken, onder andere over euthanasie. We lachten om elkaars verhalen. Na twee maanden en geen verandering zei Henk: ‘als ik niet dood ga, kan ik net zo goed opstaan’. Hij revalideerde met ongelooflijk veel doorzettingsvermogen en kracht. Ik steunde hem en Truus.
Januari 2009 ging het mis, wederom een niet te behandelen exacerbatie. Henk was op. Truus zag het, ik ook, maar Henk zelf nog het best. Na een jaar ‘verlenging’ was het tijd voor afscheid. Maar wel geheel in zijn eigen stijl.
Het is vrijdag zes uur. Tevreden laat ik Truus achter, tranen en een lach. Het kan goed naast elkaar bestaan. Dag Henk, ik ben blij dat ik je gekend heb.
Bas Janssen
Bas Janssen (37) is praktijkondersteuner in een gezondheidscentrum in Almere. Hij volgt de opleiding tot physician assistant, is getrouwd en heeft 3 kinderen. Hij geeft les aan de opleiding tot praktijkondersteuner.
Bladnaam:
Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2009, nummer 5
Literatuurverwijzingen: